US Army – Forten en Veldslagen  

De United States Army speelde een centrale rol in de uitbreiding naar het westen. Overal waar de grens verschoof, bouwde het leger forten: kleine, versterkte posten waar soldaten toezicht hielden, konvooien begeleidden en conflicten bestreden. Bekende forten waren Fort Laramie, Fort Riley en Fort Apache. 

Soldaten werden vaak ingezet bij de zogeheten "Indian Wars", een reeks gewapende conflicten tussen het Amerikaanse leger en inheemse stammen. Hoewel deze campagnes bedoeld waren als bescherming van kolonisten, leidden ze vaak tot bloedige confrontaties en het verdrijven van inheemse bevolkingen. 

State Militias – Burgerleger in dienst van de staat  

Naast het reguliere leger beschikten veel staten over hun eigen militie: gewapende burgers die in tijden van crisis, opstand of oorlog onder staatsgezag in actie kwamen. Deze milities vochten bijvoorbeeld in de Texas Revolution, maar ook tegen opstanden of bij grensgeschillen. 

Ze waren minder professioneel dan het leger, maar vaak gemotiveerd en vertrouwd met het terrein. In sommige gevallen gingen hun acties echter gepaard met buitensporig geweld of persoonlijke vetes. 

Buffalo Soldiers – De vergeten helden van het Westen  

Na de Amerikaanse Burgeroorlog (1861–1865) richtte het leger eenheden op die volledig bestonden uit Afro-Amerikaanse soldaten. Zij stonden bekend als de Buffalo Soldiers – een naam die ze vermoedelijk kregen van de Plains-indianen, als eerbetoon aan hun dapperheid en veerkracht. 

Buffalo Soldiers dienden in cavalerie- en infanterieregimenten zoals de 9e en 10e Cavalerie. Ze patrouilleerden langs grenzen, bouwden infrastructuur, vochten in gevechten met stammen én werden ingezet tegen Mexicaanse bandieten. Ondanks hun inzet kregen ze vaak te maken met racisme, onderwaardering en zware omstandigheden, zelfs binnen het eigen leger. 

Toch groeiden de Buffalo Soldiers uit tot een belangrijk symbool van plichtsbesef en doorzettingsvermogen.